DUO Onderwijsonderzoek & Advies is vanaf nu DUO-Onderwijs. Lees meer.
De afgelopen jaren heeft burgerschap een vaste plek op de onderwijsagenda veroverd. Niet gek: het thema raakt de kern van deze tijd én van het onderwijs zelf. Jongeren leren samenleven, omgaan met verschillen en verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf én de samenleving. In een tijd van polarisatie, digitale desinformatie en maatschappelijke spanningen wordt steeds duidelijker hoe essentieel het is dat leerlingen uitgroeien tot betrokken burgers.
Burgerschap is geen ‘extraatje’ meer, maar een wettelijke opdracht. Sinds augustus 2021 zijn scholen in het primair en voortgezet onderwijs verplicht om structureel aandacht te besteden aan dit thema. Scholen mogen nog steeds hun eigen koers bepalen, maar krijgen daarbij meer houvast.
Per 1 september 2025 zijn door SLO de kerndoelen voor burgerschap en digitale geletterdheid officieel opgeleverd als definitieve conceptkerndoelen. Deze gelden voor het primair onderwijs, de onderbouw van het voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Ze geven scholen scherper houvast bij wat leerlingen moeten kennen, kunnen en ervaren. De wetgeving om deze kerndoelen formeel vast te leggen is in gang gezet door het ministerie van OCW, waarmee deze doelen op termijn ook wettelijk bindend worden.
Kortom: de kaders worden duidelijker zodat scholen de doelen kunnen vertalen naar hun eigen onderwijspraktijk. Maar hoe wordt er op dít moment invulling gegeven aan burgerschap binnen de muren van de school?
Daarover spraken wij de afgelopen maanden met een panel van schoolleiders en bovenbouwcoördinatoren in het primair onderwijs en docenten geschiedenis en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs. Hun ervaringen en visie geven een interessant beeld van hoe het er nu voor staat.
Basisscholen zien zichzelf als een oefenplaats voor de samenleving: een mini-maatschappij. Burgerschap wordt daarom vooral pedagogisch ingevuld in het primair onderwijs. Het gaat hier vooral over samen leren leven: omgaan met elkaar, conflicten oplossen en verantwoordelijkheid nemen voor de groep en hoe je leerlingen bij de schoolgemeenschap betrekt. Burgerschapslessen wordt geleefd in plaats van onderwezen, bijvoorbeeld via kinderraden, projectweken of lokale initiatieven zoals een bezoek aan de voedselbank.
“Leren door te doen, met hart en handen.”
Daarnaast zoeken leraren in het primair onderwijs naar meer houvast. Er is vaak geen duidelijke doorgaande leerlijn of gezamenlijke structuur. Over een methode lopen de meningen uiteen: een methode kan goed dienen als kapstok, maar het moet de autonomie niet beperken. Waar het panel het wel over eens is: burgerschap moet vooral merkbaar zijn in houding en gedrag, en is niet meetbaar in cijfers of toetsen.
“We leren burgerschap door te doen, niet door een werkboekje in te vullen.”
In het voortgezet onderwijs draait burgerschap vooral om dialoog, bewustwording en kritisch denken. Docenten proberen leerlingen te laten zien dat er altijd meerdere perspectieven bestaan. “Je leert leerlingen geen mening aan – je leert ze nadenken over meningen.”
Burgerschap komt vooral terug in vakken als maatschappijleer, filosofie en geschiedenis. Ook is er ruimte voor de praktijk: docenten organiseren gastlessen, lokale uitstapjes of externe projecten.
Hoe burgerschap terugkomt in de lespraktijk, hangt veelal af van het initiatief en de inzet van individuele docenten, hun beschikbare tijd en de lesdoelen.
Een schoolbrede aanpak ontbreekt nog. Het is nu vaak onduidelijk wie verantwoordelijk is voor dit thema binnen de school. Leerdoelen zijn nog niet voldoende concreet en tijd is schaars. Daardoor voelt burgerschap soms vrijblijvend. Zoals een docent het verwoordde: “Bij wiskunde weet je wat je moet aanleren. Bij burgerschap blijft het vaak bij goede bedoelingen.”
In het voortgezet onderwijs is er een duidelijk behoefte aan structuur, coördinatie én heldere kaders.
Niet alleen voor de school, maar ook voor de ouders is een grote rol weggelegd als het gaat om burgerschap. Thema’s als religie, diversiteit en inclusiviteit kunnen gevoelig liggen. Ouders hebben volgens het panel veel invloed op welke onderwerpen wel of niet bespreekbaar zijn. Hun betrokkenheid is daarmee een belangrijke factor in de praktijk. Dit geldt voor het primair onderwijs, maar nog nadrukkelijker in het voortgezet onderwijs.
Burgerschap ‘leeft’ in de klas, op het plein en in de dialoog met leerlingen. Het thema is volop aanwezig, maar blijft vaak impliciet en afhankelijk van losse initiatieven. De motivatie bij scholen is groot, maar zonder structuur, visie en ondersteuning is het een lastige opgave om vorm te geven op school. Tegelijkertijd laat burgerschap zich moeilijk meetbaar maken in scores of toetsen.
Kortom: burgerschap is er al, maar het vraagt om een schoolbrede aanpak: meer structuur, herkenbaarheid en verbinding om écht tot zijn recht te komen.